Brak van de oranjebitter, bewapend met stoere taal
In Overijssel zijn we dol op tradities. Zo ook Koningsdag. Het is de dag na Koningsdag. We zijn misschien nog wat brak van het oranjegebak, de vrijmarkt en de biertjes die Willem-Alexander met zijn onverbeterlijke glimlach zelf had kunnen tappen. De vlaggetjesverf zit nog onder onze nagels, en daar komt het nieuws binnen: onze koning wil dat we ons “tot de tanden toe bewapenen”.

Pardon?

Juist Willem-Alexander, die in 2020 nog indrukwekkend waarschuwde op de Dam: “Laten we niet normaal maken wat niet normaal is.” En nu deze woorden: tot de tanden toe bewapenen. De koning, die boven de partijen zou moeten staan, schiet ineens met scherp – in woorden dan.

Begrijp me niet verkeerd, we hoeven geen defensie-hippies te zijn. Ja, het is goed dat onze krijgsmacht eindelijk serieus genomen wordt, ook financieel. Maar moeten we nu echt meteen naar de wapenwinkel rennen omdat Willem het zegt?

Stel je voor dat hij dit had geroepen op de Dam, tussen een stel verpleegkundigen, leraren en politieagenten. “We moeten ons bewapenen!” – “Ja majesteit, maar kunnen we eerst een fatsoenlijk salaris?”

In een tijd waarin de samenleving piept en kraakt, waarin jongeren geen woning kunnen vinden, ouderen vereenzamen, en de overheid zelf nauwelijks meer weet hoe de printer werkt, klinkt “tot de tanden toe bewapenen” als een koninklijke poging tot afleiding. Stoer klinken is iets anders dan verstandig zijn.

Misschien moeten we juist de woorden van 2020 opnieuw tot ons laten doordringen. Laten we niet normaal maken wat niet normaal is. Oorlogsretoriek uit koninklijke mond hoort daar wat mij betreft ook bij.

Dus ja, we zijn misschien nog wat brak van de feestvreugde. Maar laten we wel helder blijven denken. Over vrede. Over veiligheid. En over een koning die beter feestjes kan openen dan oorlogstaal.

In het belang van Nederland,
voor een vrij en sterk land, een veerkrachtige economie en een samenleving met gezond verstand.