Wie vandaag klaagt over ‘ondermijning’ of ‘gezagscrisis’ kijkt vaak verontwaardigd naar de jeugd, de straat of de drugs. Maar zelden in de spiegel. Het zijn juist de partijen die decennialang aan de knoppen draaiden – vaak links, vaak ideologisch – die zélf het fundament van gezag hebben uitgehold. Hun idealen klonken mooi, maar bleken hol. Goed voor de morele bühne, niet voor de samenleving.

Laat ik helder zijn: ik suggereer niet dat er een direct causaal verband is tussen immigratie en drugsgebruik, of tussen vluchtelingen en armoede. Maar veel mensen voelen het wel: we zijn aan het verarmen – cultureel, sociaal en financieel. En die verarming is geen natuurwet. Ze is het gevolg van decennia aan ideologisch beleid dat meer op sentiment dan op realiteitszin stoelde.

Verlies van gezag

Waar het respect voor gezag ooit vanzelfsprekend was, is het vandaag vervangen door cynisme of openlijke minachting. Dat is geen toeval. De gezagsdragers zijn zélf hun geloofwaardigheid kwijtgeraakt. De politiek zette de deur open voor massale arbeidsmigratie, gooide ondertussen de traditionele gezinsstructuren overboord, en dacht met wat goedbedoelde multiculturele projecten een hechte samenleving te kunnen bouwen.

Het tegendeel gebeurde.

Waar de opvoeding in de jaren ’50 nog streng en autoritair was, veranderde dit in de jaren ’60. Jongeren kregen meer ruimte, meer geld, en vooral meer vrijheid. Ze kochten platen, brommers en spijkerbroeken. De samenleving werd losser, welvarender – maar ook kwetsbaarder. Vooral in Twente kwamen die barsten sneller aan het licht dan elders.

Twentse armoede versus Randstedelijke welvaart

Waar Nederland in de jaren ’60 en ’70 een ongekende economische bloei doormaakte, kreeg Enschede te maken met leegstand, werkloosheid en uitzichtloosheid. Terwijl jongeren zich elders ‘aan het ontdekken’ waren, verdween hier de textielindustrie. Fabrieken sloten, banen verdwenen, gezinnen raakten afhankelijk van de bijstand. En tegelijk kwamen de eerste golven ‘nieuwe’ gastarbeiders naar onze stad – niet uit Spanje of Italië, maar uit Turkije en Marokko.

De oorzaak? Een ideologisch gestuurd beleid waarin praktijkervaring te weinig telde. Vooral partijen als de PvdA zetten in op maakbaarheid, maar vergaten dat draagvlak en realiteitszin minstens zo belangrijk zijn. Wat goedbedoeld begon – arbeidscontracten, gezinshereniging, illegalen collectieve verblijfsstatussen – sloeg om in overbelasting. En dat alles terwijl de lokale bevolking net haar bestaanszekerheid verloor.

Een ruw randje, en dat schept ook verbondenheid

Toch heeft deze armoede ons in Enschede ook iets gebracht: een soort stille solidariteit. Omdat veel mensen – van welke afkomst ook – in dezelfde omstandigheden verkeerden, ontstond er iets van wederzijds begrip. We hadden weinig, dus hielpen we elkaar. En dat ruwe randje dat ons kenmerkt? Dat is deels overlevingsmechanisme. We vertrouwen niet snel, maar als we je vertrouwen, dan is het ook echt.

Armoede, zo stelt het College voor de Rechten van de Mens, gaat vaak gepaard met stress, schaamte en eenzaamheid. Maar het kan ook verbinden. In Enschede ontstond, ondanks – of juist dankzij – die armoede, een stil soort solidariteit. Migranten van de eerste generatie en oorspronkelijke Enschedeërs deelden iets wezenlijks: weinig bezit, veel waardigheid. Hun ouders werkten hard, verwachtten weinig en vroegen vooral kansen. Die migratie was anders dan de huidige: stiller, hoopvoller, verantwoordelijker. Er was sprake van een natuurlijke integratie.

Linkse maakbaarheid leidt tot versplintering

De partijen die destijds aan de macht waren, zijn dat vandaag nog steeds – in elk geval qua mentaliteit. Ze prediken diversiteit, inclusie, tolerantie, en maken ondertussen beleid dat leidt tot overlast, overbevolking en onthechting. De overlast komt in soorten: openbaar dronkenschap, geluidsoverlast, drugsdealen. En als je daar iets van zegt, ben je ineens ‘onverdraagzaam’.

Maar wat hebben diezelfde partijen dan bereikt? Na al die jaren PvdA, GroenLinks en D66 is de woningnood hoger dan ooit, is het vertrouwen in de overheid gedaald tot onder het vriespunt, en zijn de maatschappelijke tegenstellingen groter dan in de jaren ’70. Zeg het maar: heeft hun beleid gewerkt?

Drugs: de praktijk versus het papieren beleid

De Kokerjuffer in Enschede – een van de eerste coffeeshops – jaren ‘70 – van Nederland, probeerde jaren ’80 legaal softdrugs te verkopen, uit idealisme. De gemeente wist zich in 1983 al geen raad. Een van de voorstanders destijds was wethouder van Sociale Zaken Halsema-Fles. Volgens de moeder van de huidige burgemeester van Amsterdam (en wat heeft Femke Halsema haar leiderschap Amsterdam gebracht!?) waren hennep-producten farmacologisch niet verslavend.

Men sprak met Justitie, probeerde beleid te maken, maar alles bleef hangen in grijze zones en juridische vaagheid. Burgemeester Wierenga waarschuwde al: het beleid is achteraf. Eerst doen, dan pas oordelen. Dat was toen. En nu?

Nu hebben we coffeeshops, een niet werkend gedoogbeleid, en tegelijk een overheid die panikeert over designerdrugs. We hebben festivals met duizenden bezoekers die óók middelen gebruiken – maar veelal op een zorgzame manier met elkaar omgaan. En we hebben andere feesten waar alcohol de hoofdrol speelt en vechtpartijen de regel zijn. Wat zegt dat?

De praktijk op het veld

Ik ben geen voorstander van drugs. Jarenlang was ik er fel op tegen. Niet alleen omdat ik in mijn jeugd een joint probeerde en daar ziek van werd – en sindsdien alcohol de enige drug is die ik gebruik. Maar vanuit mijn opvoeding, mijn verantwoordelijkheidsgevoel – en omdat ik heb gezien wat het kapot kan maken. Maar tijdens mijn werk, tegenwoordig ook als beveiliger op festivals, heeft mijn kijk genuanceerd. Dus niet omdat ik inmiddels drugsgebruik wil goedpraten, maar omdat ik zie hoe het écht kan zijn.

Hardfest is daar een voorbeeld van. Ja, er wordt gebruikt. Maar ik zie ook zorgzaamheid, respect, alertheid. Mensen die op elkaar letten, water aanreiken, EHBO waarschuwen. Natuurlijk zijn er ook incidenten. Ik heb een overlijden meegemaakt dat me nog steeds aangrijpt. Maar ik heb ook veel erger gezien op alcoholfeesten, waar het geweld onder invloed van drank nauwelijks te temperen is.

Realiteitszin boven ideologie

Ik ben geen activist. Geen standaard politicus. Mijn jasje waait ook niet zomaar met alle politieke winden mee, maar ik denk vanuit een eigen visie en concept, gebaseerd op een langdurige analyse van – en deelname aan – het politieke proces.

Daarbij sta ik wel met beide benen in de praktijk. En ik zeg: beleid moet gebaseerd zijn op wat werkt. Niet op morele paniek, niet op modieuze ideologie. Dat vraagt lef: om beleid te durven toetsen aan de praktijk, om ook ongemakkelijke waarheden onder ogen te zien. Durf te erkennen dat drugsgebruik er is – en dus beter gereguleerd dan genegeerd moet worden. Durf te zeggen dat sociale cohesie begint bij grenzen én wederzijds respect. En bovenal: durf te kiezen voor wat mensen in het veld al lang weten – dat veiligheid, vertrouwen en vrijheid niet vanzelf ontstaan, maar gebouwd moeten worden. Samen.

Conclusie

Dat is ook wat in de hoofden van velen klassiek liberalisme ooit betekende: vrijheid, verantwoordelijkheid en realiteitszin. Maar dat vraagt lef. Het lef om ideologische dogma’s los te laten, om beleid te maken dat aansluit bij hoe mensen leven, niet bij hoe beleidsmakers denken dat ze zouden moeten leven.

Laat dat het vertrekpunt zijn. Niet de illusie van maakbaarheid, maar het besef van menselijke realiteit. Niet de herhaling van mislukt beleid, maar de moed om nieuwe keuzes te maken.

Het is tijd voor bestuur dat niet betuttelt, maar begrijpt.

In het belang van Nederland,
Nederland voorop. Nederland vooruit.

#BVNL #GR2026 #Enschede #ElkeGemeente

Nooit opgeven, niets doen is geen optie. Nederland is het waard!