Dit artikel over “VS-betrokkenheid bij aanvallen op Iran: precies de bedoeling” is geschreven door: Maarten Groen, kandidaat in procedure voor BVNL Enschede
Op 21 en 22 juni 2025 voerden de Verenigde Staten, onder leiding van president Trump, gerichte luchtaanvallen uit op drie Iraanse nucleaire installaties: Fordow, Natanz en Isfahan. Trump sprak van een “spectaculair militair succes” en stelde Iran voor een keuze: vrede of “verwoestender” momenten. Hij neemt, ondanks dat hij op papier nog nooit een oorlog is begonnen daarmee een groot risico.
Het wapentuig liet weinig aan de verbeelding over. Stealth B 2-bommenwerpers en Tomahawk-raketten werden ingezet in wat zonder formele oorlogsverklaring toch een onmiskenbare escalatie is. Hij neemt, ondanks dat hij op papier nog nooit een oorlog is begonnen daarmee een groot risico.
Voor wie verrast is door deze stap, loont het om terug te keren naar 2003, toen generaal Wesley Clark een interne memo onthulde waarin Pentagon-plannen werden beschreven om zeven landen in vijf jaar te vernietigen. Iran stond als laatste op de lijst. “We are going to attack and destroy the governments in seven countries in five years”, zei Clark. De plannen waren destijds controversieel, maar bovenal tekenend voor een bredere strategie waarin militaire agressie als legitiem beleidsinstrument wordt gezien. Iran is al twintig jaar in het vizier – niet omdat het iets nieuws doet, maar omdat het simpelweg nog op het programma staat.
Daan de Wit
Onderzoeksjournalist Daan de Wit liet in zijn boek De volgende oorlog overtuigend zien dat deze plannen inmiddels zwaar achterlopen op schema. Hoewel de militaire capaciteiten ruimschoots aanwezig zijn, bleken politieke obstakels, zoals internationale opinie en oorlogsmoeheid, telkens een rem op daadwerkelijke uitvoering. Iran bleef doelwit in strategische documenten, maar een beslissende actie bleef uit. Tot nu.
In Nederland lijkt deze internationale koers verrassend weinig terughoudend ontvangen te worden. Minister van Defensie Brekelmans en zijn staatssecretaris betreden het politieke toneel met de flair van tweedehands autoverkopers; overtuigend, glad, maar weinig staatsmansachtig. Hun retoriek draagt bij aan het normaliseren van militaire interventie, alsof het om een logische beleidsoptie gaat in plaats van een laatste redmiddel. Daarmee manipuleren ze de publieke opinie via angst en suggestie, in plaats van via open, verantwoordelijke communicatie. Waar soberheid en diplomatie nodig zijn, krijgen we overtuigingskracht en enthousiasme voor escalatie.
De ongemakkelijke vraag die onder deze ontwikkelingen schuilt is: wie heeft hier eigenlijk baat bij? Formeel wordt oorlog gepresenteerd als een manier om veiligheid te garanderen, maar in de praktijk lijkt vooral een kleine gemeenschap van aandeelhouders in defensiebedrijven te profiteren. De wapenindustrie is al lang geen perifere sector meer, maar zit verweven in de haarvaten van onze economie. Pensioenfondsen, banken en beleggingsinstellingen investeren er miljarden in. Dat maakt oorlog niet alleen een morele kwestie, maar ook een financiële. We worden medeplichtig aan een systeem dat verdient aan vernietiging.
Niet bagatelliseren
Toch mogen we de dreiging vanuit Iran niet bagatelliseren. Het regime ondersteunt gewelddadige milities in de regio en werkt mogelijk aan kernwapens. Dat is reëel. Maar precies daarom is diplomatie essentieel. Amerikaanse bombardementen vergroten het risico op een ongecontroleerde kettingreactie: wederzijds geweld, humanitaire rampen, een regionale oorlog. Terwijl de wereld kijkt naar vliegtuigen en raketten, blijft de vraag waar de diplomatie is. Waarom horen we geen leiders die de-escalatie eisen, bemiddeling voorstellen, of alternatieven aandragen? Turkije, dat eerder probeerde te bemiddelen in het Rusland-Oekraïneconflict, biedt zich opnieuw aan. Maar hun stem echoot in een wapenhal vol dovemansoren.
We zijn toe aan herijking. De Amerikaanse hardliners geven de toon aan, en Europa – Nederland voorop – volgt zonder kritische distantie. Oorlogsplannen worden gepresenteerd als beleid, en het publieke debat wordt bedekt onder de mantel van strategisch belang. Intussen schuiven democratische controle, transparantie en terughoudendheid verder naar de zijlijn.
Wat nodig is, is een politiek leiderschap dat zich niet laat meeslepen door de logica van het geweld. Volksvertegenwoordigers moeten de moed hebben om tegenwicht te bieden aan de verweven belangen van het militair-industriële complex. Ze moeten de publieke opinie beschermen tegen commerciële beïnvloeding vermomd als nationale veiligheid. En bovenal moeten ze de dialoog opnieuw centraal stellen – niet als zwaktebod, maar als teken van wijsheid.
Oorlog is allang niet meer het redmiddel van een bedreigde staat. Het is een verdienmodel geworden, een bonustrack voor een industrie die draait op geweld en instabiliteit. Wie werkelijk streeft naar een rechtvaardige wereld, kan zich niet langer tevredenstellen met mooie woorden en harde daden. We hebben transparantie nodig. We hebben terughoudend leiderschap nodig. We hebben diplomatie nodig. Niet morgen. Vandaag.
Geef een reactie