Cashen op aandelen
Almelo, Oldenzaal en Twenterand deden het al: zij verkochten hun aandelen en kozen voor vrijheid. Vrijheid om zélf te bepalen hoe ze met afval omgaan. Enschede heeft die vrijheid niet. Wie aandeelhouder is van Twence of Twente Milieu, zit vast in een constructie waarin niet de inwoners, maar de bedrijven bepalen hoe de afvalstromen moeten bewegen. En precies daar begint de bestuurlijke mist.

Diftar in het Enschede Akkoord

Sinds de invoering staat Diftar onder druk. Toen ik in 2018 in de raad kwam, bleek uit de uitvraag voor een raadsakkoord dat zwerfafval en bijplaatsingen een van de grootste ergernissen waren.

De commissie Enschede Akkoord beloofde deze zorgen serieus te nemen. Maar dat bleek een illusie. Vanaf de eerste vergadering werd de commissie getraineerd door de coalitiepartijen BBE, VVD, D66, PvdA en CU.

Ik herinner me nog de wethouder die doodserieus verklaarde dat er “geen bewijs is dat Diftar leidt tot meer bijplaatsingen”. Het onderzoek waarnaar hij verwees hebben we nooit gezien.

Wat we wel zagen was tegenwerking. En zo stierf Enschede Akkoord een stille dood.

Zo gaat dat met burgerparticipatie in Enschede: je belooft het volk een stem, en draait vervolgens de volumeknop dicht.

Nascheiden

Ondertussen woedde de discussie over nascheiden. Als Verbindend Enschede waren wij tegen Diftar, maar niet blind voor alternatieven. Een totale herziening — ja. Afschaffen — nee.

Nascheiden had altijd een serieuze optie moeten zijn. Gemeenten kregen immers jarenlang vergoedingen van de verpakkingsindustrie: maximaal 261 euro per 1.000 kilo bruikbaar PMD. De bon van deze ontwikkeling komt via de Europese wetgeving Producentenverantwoordelijkheid (UPV).

Slechter scheiden betekende minder geld. En al het afgekeurde materiaal ging linea recta naar Twence, voor 70 euro per ton, later zelfs 95 euro per ton.

Het is een simpel systeem: afkeur levert Twence geld op. Hoe meer tonnen de oven ingaan, hoe hoger de omzet.

En wie profiteert daarvan? Juist: de aandeelhouders. Enschede bezit inmiddels ruim 35 procent van de aandelen Twence, goed voor een jaarlijks ‘gegarandeerd’ dividend van rond de 7 miljoen euro.

Daarnaast krijgen aandeelhouders ook nog duurzame energie terug: in 2024 goed voor 872 GWh, genoeg om 193.000 huishoudens van stroom te voorzien.

Het werkelijk belang

Het financiële belang is enorm. En dus bleef het debat over alternatieven klein, traag of simpelweg doodgemaakt.

Tot nu. Want ineens komt Twence zelf met het plan om te investeren in nascheiden. Een “revolutie”, aldus directeur Marc Kapteins. Vanaf 2027 of 2028 moet de nieuwe installatie draaien — eerst voor hoogbouw.

En alsof het toeval is, blijkt nu dat de bestaande installatie voor bouw- en sloopafval met wat aanpassingen ook geschikt kan worden gemaakt voor huishoudelijk afval.

En ik voorspel het maar vast: het dividend van 7 miljoen zal straks worden ingezet om deze revolutie te financieren. De burger betaalt dus via de afvalstoffenheffing, én via dividend dat wordt ingezet voor investeringen. Tweemaal betalen voor hetzelfde systeem.

Daar komt bij dat Enschede onlangs nog beweerde dat de ondergrondse containers bij hoogbouw moesten blijven bestaan door nieuwe landelijke afspraken. Dat blijkt nu slechts een halve waarheid.

Want plots is er wél een technische oplossing die jarenlang onmogelijk werd geacht. Wat onmogelijk was voor het college, blijkt ineens heel goed mogelijk voor Twence.

Bestuurlijk schimmenspel

En in dat bestuurlijke schimmenspel zit één figuur op een wel heel ongemakkelijke plek: de wethouder. Marc Teutelink is namelijk tegelijkertijd aandeelhouder namens de gemeente, klant van Twence als verantwoordelijke voor afval, én beleidsmaker die inwoners zou moeten beschermen tegen verkeerde prikkels.

Drie petten op één hoofd. Een belangenconflict dat men liever niet benoemt, maar dat wel degelijk bepaalt hoe beslissingen worden gemaakt.

Het is de kern van het probleem – waarover ik al eerder schreef -: de industrie bepaalt, de burger betaalt.

Conclusie

En daaruit volgt een pijnlijke conclusie. Verbonden partijen zoals Twence kunnen antidemocratisch werken. Ze groeien uit tot een soort schaduwoverheid — formeel op afstand, feitelijk aan de knoppen.

Ze vallen onder het college, niet onder de raad. En daarmee wordt het voor gekozen volksvertegenwoordigers bijna onmogelijk om de geldstromen te controleren of alternatieven af te dwingen. De democratie verliest, de verbonden partij wint.

We moeten daarom kritisch durven kijken naar de zin en noodzaak van verbonden partijen en gemeentelijke aandeelhouderschappen. Zolang deze constructies blijven bestaan zoals ze nu functioneren, blijft de inwoner de rekening betalen voor belangen die niet de zijne zijn.

Nooit opgeven. Niets doen is geen optie.